Laat de echtscheiding van de buitenlandse vrouwen in Ezra 9-10 zien dat de burgerlijke overheid de bevoegdheid heeft om huwelijken te ontbinden of "echtscheidingsprocessen" voor te zitten?

From Theonomy Wiki
Other languages:
Deutsch • ‎English • ‎Nederlands • ‎español • ‎français • ‎português • ‎русский

Beantwoorde vragen

Snel antwoord: Nee. De bijbelse wet geeft de burgerlijke overheid nergens de bevoegdheid om huwelijksovereenkomsten te ontbinden of om te eisen dat echtgenoten toestemming krijgen van de burgerlijke overheid voor de scheiding. De echtscheiding van de buitenlandse vrouwen in Ezra 9-10 toont niets dat lijkt op een van de bovenstaande gevallen.

De handelingen in Ezra 9-10 zijn een verhaal dat duidelijk het Bijbelse recht als achtergrond heeft (met name Deut. 7:1-3). De "echtscheidingen" moeten worden begrepen tegen dit wettelijke kader, dat enigszins afwijkt van onze moderne vooroordelen.

Dit kan sommige mensen verbazen, maar volgens de Bijbelse wet waren mannen niet verplicht om toestemming te krijgen van de burgerlijke overheid om hun vrouwen te scheiden (Deut. 24:1). Christopher Wright legt uit:

Een man hoefde niet 'naar de rechtbank' te gaan om een scheiding te krijgen. De wetten die wel verwijzen naar de echtscheiding hebben betrekking op omstandigheden waarin de echtscheiding verboden is of op het regelen van relaties nadat de echtscheiding al heeft plaatsgevonden. In beide gevallen lijkt de bescherming van de vrouw het belangrijkste punt van de wet te zijn. ... Wat [Deut. 24:1-4] wel vereist is, is dat een man die van zijn vrouw scheidt, haar een 'wetsvoorstel tot echtscheiding' moet geven. Dit zou voor de bescherming van de vrouw zijn geweest. Het was documentair bewijs dat ze was gescheiden, dus noch zij, noch enige toekomstige echtgenoot kon worden beschuldigd van overspel als ze weer trouwde.[1]

Volgens Peter Craigie:

Als de man besloot te scheiden van de vrouw, moest hij een echtscheidingsbrief schrijven en deze formeel aan de vrouw overhandigen. Ze werd dan weggestuurd uit het huis van de man, maar het bezit van de echtscheidingsakte gaf haar een zekere wettelijke bescherming tegen elke verdere actie van de man.[2]

Het bijbelse recht vereist niet dat een echtgenoot in het openbaar, voor de rechter, het misdrijf van overspel of ontucht van een echtgenote bewijst voordat hij een "echtscheidingsbevel" uitvaardigt. Dit "dwangbevel" heeft geen wettelijke bevoegdheid over een huwelijksconvenant. Het huwelijksconvenant zou al moeten worden verbroken door ontucht van de vrouw. De "echtscheidingsakte" is slechts een officiële verklaring van de man (niet van de burgerlijke overheid) dat hij zijn vrouw heeft "opgeborgen", een bewering dat het huwelijksconvenant al is verbroken, en dat hij niet heeft geprobeerd het te herstellen. Deze wetstekst beschermt de vrouw tegen een toekomstige beschuldiging van haar ex-echtgenoot, voor het geval hij jaloers of boos zou worden als ze hertrouwd zou worden. Volgens het Bijbelse recht zou een rechter alleen worden gezocht (door een vrouw, vermoedelijk) als de ex-echtgenoot weigerde haar het bevelschrift te geven, zoals het Bijbelse recht voorschrijft.

Tegenwoordig is de burgerlijke overheid zo betrokken geraakt bij het huwelijks- en echtscheidingsproces, dat christenen zich niet langer afvragen of de staat de macht heeft om het huwelijk te "licentiëren", of om een scheiding "toe te staan". Dit is een door en door modern fenomeen, en het is anachronistisch om onze moderne huwelijksideeën terug te lezen in het Bijbelse recht.

De in Ezra 9-10 beschreven actie van Ezra had betrekking op Israëlieten die na de Babylonische gevangenschap waren teruggekeerd en met buitenlandse vrouwen waren getrouwd, vermoedelijk in strijd met de wet in Deuteronomium 7. Let op de duidelijke parallel tussen deze twee delen van de Schrift:

1 When YHWH your God brings you into the land where you go to possess it, and casts out many nations before you—the Hittite, the Girgashite, the Amorite, the Canaanite, the Perizzite, the Hivite, and the Jebusite—seven nations greater and mightier than you; 2 and when YHWH your God delivers them up before you, and you strike them, then you shall utterly destroy them. You shall make no covenant with them, nor show mercy to them. 3 You shall not make marriages with them. You shall not give your daughter to his son, nor shall you take his daughter for your son. 4 For that would turn away your sons from following me, that they may serve other gods. So YHWH’s anger would be kindled against you, and he would destroy you quickly. Deuteronomy 7:1-4WEB

1 Now when these things were done, the princes came near to me, saying, “The people of Israel, the priests, and the Levites have not separated themselves from the peoples of the lands, following their abominations, even those of the Canaanites, the Hittites, the Perizzites, the Jebusites, the Ammonites, the Moabites, the Egyptians, and the Amorites. 2 For they have taken of their daughters for themselves and for their sons, so that the holy offspring have mixed themselves with the peoples of the lands. Yes, the hand of the princes and rulers has been chief in this trespass.” 3 When I heard this thing, I tore my garment and my robe, and pulled the hair out of my head and of my beard, and sat down confounded. Ezra 9:1-3WEB

Deze huwelijken waren duidelijk illegale naar de normen van het Bijbelse recht. Sommige mensen merken op dat Ezra 9:1 melding maakt van "Egyptenaren", "Ammonieten" en "Moabieten", bevolkingsgroepen die niet in de Deut. 7:1 lijst staan. Maar dit verandert niets aan het illegale karakter van de huwelijken, want het doel van de oorspronkelijke wet was om te voorkomen dat Gods volk "de gruwelen zou volgen" (Ezra 9:1: b.v. afgoderij, incest, enz.) van de Kanaänitische volken (zie Deut. 7:4, Lev. 18:26-30). Waarschijnlijk waren er veel Egyptenaren, Ammonieten en Moabieten die met de Kanaänitische volken waren getrouwd en daardoor iedereen in gevaar zouden brengen die een verbond met hen probeerde te sluiten. Al deze verbondsleden met afgodendienaren waren illegaal. Dit was Ezra's zorg.

Sommige commentatoren lezen "echtscheidingsprocessen" in Ezra 10:14. Bijvoorbeeld, Philip Kayser beweert: "Ezra probeerde elk geval van ongepast huwelijk op eigen kracht." [3] Dit is een valse bewering, die iedereen kan vertellen, simpelweg door de tekst van Ezra 10 te lezen:

3 Now therefore let’s make a covenant with our God to put away all the wives and those who are born of them, according to the counsel of my lord and of those who tremble at the commandment of our God. Let it be done according to the law. Ezra 10:3WEB ... 7 They made a proclamation throughout Judah and Jerusalem to all the children of the captivity, that they should gather themselves together to Jerusalem; 8 and that whoever didn’t come within three days, according to the counsel of the princes and the elders, all his possessions should be forfeited, and he himself separated from the assembly of the captivity. Ezra 10:7-8WEB ... 14 Now let our princes be appointed for all the assembly, and let all those who are in our cities who have married foreign women come at appointed times, and with them the elders of every city and its judges, until the fierce wrath of our God is turned from us, until this matter is resolved.” Ezra 10:14WEBEzra 10:3,7-8,14

Er was geen echtscheiding "proces" hier, zoals Kayser beweert. Deze "huwelijken" waren prima facie illegale volgens de Bijbelse wet. Er was geen (wettelijk) huwelijksconvenant gebroken. Er was zelfs geen (wettelijk) huwelijksconvenant gesloten. De juridische term om dit te beschrijven is "void ab initio" (ongeldig vanaf het begin).

Dit was gewoon een geval van veel prominente Israëlische mannen die ontucht pleegden met buitenlandse vrouwen (alsof ze prostituees waren geweest). Deze presentatie van elke man voor de leiders van de gemeenschap was een openbare "verklaring van afstand doen" (echtscheiding), vereist "volgens de raad van mijn Heer" (Ezra 9:3). Noch de mannen, noch de gemeenschapsleiders hadden enige keuze of discretie in deze zaak. Het maakte deel uit van hun openbare daad van berouw voor een zonde (het aangaan van een onwettig huwelijk) die een oordeel over de gemeenschap zou kunnen hebben gebracht. Niemand die deelnam aan dit proces beweerde dat deze huwelijken ooit legaal waren. Een dergelijke claim zou de waarheid van het Bijbelse recht (Deut. 7:1-3) hebben ontkend en hun berouw hebben tenietgedaan.

  1. Kristopman J. H. Wright, Old Testament Ethics for the People of God, pp. 331-332
  2. Craigie, Deuteronomie, p. 305
  3. Kayser, Is de doodstraf rechtvaardig? , p. 25